Angst Door de nazi’s geroofde kunst hangt nog steeds in Belgische en Britse galerijen

By | May 20, 2023

In augustus 1940 gingen Samuel Hartveld en zijn vrouw Clara Meiboom aan boord van de oceaanstomer SS Exeter in Lissabon op weg naar New York. Op 62-jarige leeftijd liet Hartveld, een succesvolle joodse kunsthandelaar, een wereld achter. Het echtpaar was net voor de nazi-invasie van België in mei 1940 hun geboorteplaats Antwerpen ontvlucht, gescheiden van hun 23-jarige zoon Adelin, die had besloten zich bij het verzet aan te sluiten.

Hartveld nam ook afscheid van een bloeiende galerie in een prachtig art-decogebouw in de Vlaamse hoofdstad, een rijke bibliotheek en meer dan 60 schilderijen. Het echtpaar overleefde de oorlog, maar Adelin kwam in januari 1942 om het leven. Hartveld werd nooit herenigd met zijn schilderijen, die voor een spotprijs werden gekocht door een nazi-sympathisant en nu verspreid zijn in galerieën in Noordwest-Europa, waaronder Tate in Groot-Brittannië.

Het verhaal van Hartvelds verloren schilderijen is slechts één episode in de enorme catalogus van kunst die werd geplunderd, gestolen of onder dwang verkocht nadat Adolf Hitler in 1933 aan de macht kwam. Bijna 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog betoogt een nieuw boek, Kunst voor das Reich, dat België nog geen rekening had gehouden met deze erfenis.

Voor de auteur van het boek, Geert Sels, begon de zoektocht in 2014 na de sensationele ontdekking van 1500 modernistische meesterwerken in het appartement in München van een 80-jarige man, de zoon van nazi-kunsthandelaar Hildebrand Gurlitt. Sels, de cultuurredacteur van de Belgische krant De Standaard, was geïntrigeerd. Hij wilde weten of een van de werken uit België kwam. Maar toen hij de officiële documenten bekeek, was hij teleurgesteld: er was geen openbare databank van verloren of verweesde kunstwerken in België.

Volgens de Belgische regering kwam dit doordat alles in orde was. Een regeringscommissie voor geroofde joodse bezittingen voltooide haar werk in 2001. “Het antwoord was dat alles in België werd onderzocht”, zegt Sels waarnemer. “Ik dacht, nou, dat is een leugen.”

Sels was van mening dat België ver achterbleef bij de Washington Principles van 1998, toen 44 landen overeenkwamen om een ​​centraal register van door de nazi’s gestolen kunst op te zetten en geconfisqueerde werken te publiceren om het opsporen van de oorspronkelijke eigenaars of erfgenamen te vergemakkelijken. “Veel landen, waaronder België, zijn overeengekomen om onderzoek te doen, de informatie te publiceren en databases op te zetten, maar België heeft dat niet gedaan.”

Dus begon hij zijn eigen zoektocht, die hem leidde naar de verspreide collectie van Hartveld. Zijn bibliotheek – 29 dozen met kunstboeken en veilingcatalogi – werd door de nazi’s weggevoerd.

Zijn galerie en schilderijen werden verkocht aan René Van de Broek, een 31-jarige restaurateur van schilderijen en lid van DeVlag, een Vlaamse groep die pleitte voor samenwerking met nazi-Duitsland. Van de Broek betaalde 200.000 frank voor de tentoonstellingsruimte en 66 schilderijen en vertelde later aan naoorlogse onderzoekers dat hij het een eerlijke prijs vond. In feite was het een koopje – Hartveld had een hypotheek van 800.000 frank genomen om het pand te bouwen.

In 1948 verkocht Van de Broek één enkel schilderij – het 17de-eeuwse barokke werk, het Portret van bisschop Antonius Trieste – aan de Stad Gent voor 50.000 francs. Een ander 17e-eeuws werk van Hartveld, Aeneas en zijn familie die het brandende Troje ontvluchten, hangt nu in Tate Britain en werd in 1994 aangekocht door een Belgische kunsthandelaar. Het dateert uit 1654 en werd ooit beschouwd als een Italiaans schilderij. Het draagt ​​de handtekening van de Canterbury ‘gentleman-schilder’ ‘Henry Gibbs’ en zijn thema van ballingschap weerspiegelt het trauma van de recente Engelse Burgeroorlog.

Van de Broek, die na de oorlog werd ondervraagd over zijn nazi-sympathieën, overtuigde onderzoekers ervan dat hij de zegen van Hartveld had om de schilderijen van de hand te doen. In een brief van 5 juli 1945, zogenaamd van de kunsthandelaar, stond dat Van de Broek zijn bezittingen “briljant” had gered. Als uiting van “oprechte dankbaarheid” stelde hij voor dat Van de Broek de galerie zou runnen en de eigendommen zou verkopen als hij dat wilde.

Voor een man die zijn zoon en zijn levenswerk had verloren in een oorlog die net voorbij was, was de nonchalante toon hartverscheurend. Sels bracht de brief naar een handschriftexpert, die significante afwijkingen van Hartvelds gebruikelijke stijl constateerde en concludeerde dat “er een sterke mogelijkheid is dat de handtekening niet die van Monsieur S. Hartveld was”.

Na onderzoek van het boek wil Sels het concept van verloren kunst uitbreiden. Hartveld wist niet dat zijn werken werden verkocht. Andere ‘verkopen’ of ‘donaties’ waren wanhoopsdaden.

In 1939 schonk Benno Seegall, een joodse immigrant naar België vanuit Berlijn, tien tekeningen uit de familiecollectie aan het Brussels Museum voor Schone Kunsten, nadat hij eerder twee werken had geschonken om visa voor zijn zus te bemachtigen. Emmy Seegall en haar echtgenoot Fritz Gütermann probeerden wanhopig Duitsland te ontvluchten na de pogroms in november 1938, maar hun aanvraag voor een Belgisch visum werd herhaaldelijk geweigerd.

Benno, die sinds 1936 in Brussel woonde, bemachtigde visa met avant-gardistische werken van Henri de Toulouse-Lautrec en Max Liebermann. De tekeningen bevinden zich nog steeds in de collectie van het museum. Voor Sels is dit een heel duidelijk geval: “Je zou niets hebben gegeven als het niet was geweest om je leven te redden en weg te komen uit Duitsland.”

In een verklaring zei de Belgische staatssecretaris voor musea, Thomas Dermine, dat de vorige regeringscommissie een groot aantal geroofde werken had hersteld, maar dat de daaropvolgende teruggaven “te sporadisch” waren. In de verklaring stond dat hij een afdeling zou oprichten die de federale musea zou opdragen “een proces te overwegen dat een meer proactieve benadering van dit probleem mogelijk zou maken”, omdat “de mensheid uiteindelijk altijd de barbarij moet overwinnen”.

De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) zeiden dat verder onderzoek naar de onbekende herkomst van sommige van haar schilderijen “moet worden uitgevoerd” en zou kunnen leiden tot nieuwe terugbetalingen. De musea, die vorig jaar een expressionistisch werk teruggaven aan de afstammelingen van een Duits-Joods echtpaar, zeiden dat ze de werken van de Seegalls zouden onderzoeken als onderdeel van een groter, vierjarig project naar de herkomst van hun collecties, verworven sinds 1933. KMSKB hoopt ten zeerste dat dit project hem in staat zal stellen de herkomst van de kunstwerken in zijn collectie te vervolledigen… en voor meer transparantie te zorgen.”

professor dr Manfred Sellink, directeur van het Gentse Museum voor Schone Kunsten, zei dat er geen aanspraak was op de recuperatie van het portret van bisschop Antonius Trieste. De stad Gent, eigenaar van de collectie van het museum, beslist over de teruggave ervan. Zijn museum, zei hij, heeft gezocht naar werken van twijfelachtige herkomst en heeft altijd geholpen bij de teruggave van gestolen voorwerpen, maar erkende dat de collectie mogelijk problematische werken bevat. “Ik kan zonder aarzelen zeggen dat de Belgische staat erg laat heeft gehandeld”, voegde Sellink eraan toe.

Tabitha Barber, conservator Britse kunst bij Tate Britain, zei dat het museum nauwgezet werk had geleverd om ervoor te zorgen dat zijn Aeneas-schilderij correct werd geïdentificeerd: “We zijn op schema en zullen onze herkomstgegevens dienovereenkomstig bijwerken.”

Ondertussen heeft Sels verschillende familieleden opgespoord van de joodse families die tijdens de oorlog kunstwerken verloren. Hij gelooft dat hun beweringen de druk op de Belgische regering om op te treden zullen vergroten: “Het is niet genoeg om te zeggen dat alles is onderzocht en er geen onregelmatigheden zijn gevonden.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *